Het verhaal van de allerleukste beer
Kleine Beer stond te springen van opwinding. Hij had net een weekend bij Harde Beer achter de rug, en hij had zóveel beleefd!
“We zijn naar het pretpark geweest, en ik mocht drie ijsjes eten!
En ik mocht tot héél laat opblijven en in Harde Beer’s bed slapen!
En kijk, hij gaf me deze raceauto! En deze robot!
En…”
Zachte Beer knikte en glimlachte. “Wauw, dat klinkt als een heel bijzonder weekend. Heb je het fijn gehad?”
Kleine Beer straalde. “Harde Beer is de allerleukste Beer van de wereld! Hij zegt dat hij dat is omdat hij mij het beste begrijpt! En hij zegt dat jij en opa en oma niet snappen wat leuk is. Jullie zijn… streng, zegt hij.”
Zachte Beer werd heel stil. Ze voelde haar hart een beetje krimpen, maar haar stem bleef zacht. “Hmm… dat klinkt alsof Harde Beer graag wil dat jij hem heel leuk vindt.”
Kleine Beer keek op. “Ja! Hij zegt dat als beren niet lief zijn voor hem, het raar zou zijn als ik ze lief vind. Dus misschien moet ik jou en opa en oma ook een beetje stom vinden. Want dan ben ik een goeie Kleine Beer.”
Zachte Beer knielde neer en keek Kleine Beer aan. “Lief Beertje van me, weet je wat ik denk? Ik denk dat jij zélf mag kiezen wie jij lief vindt. Jij voelt in jouw hart wie goed voor je is. En dat mag je helemaal zelf beslissen. Je hoeft niet te kiezen tussen mensen.”
Kleine Beer keek een beetje onzeker. “Maar… als ik dat zeg tegen Harde Beer, wordt hij boos.”
“Dat snap ik,” zei Zachte Beer. “Soms kunnen grote beren moeilijk omgaan met gevoelens. En dan zeggen ze dingen die verwarrend zijn. Maar jouw hartje weet wat goed voelt. Als jij verdrietig bent of boos, dan mag je dat hier altijd zeggen. Ook als het om mij gaat.”
Die avond was het moeilijk. Kleine Beer wilde niet slapen. Hij schreeuwde, trapte met zijn voeten en riep: “Ik wil naar Harde Beer! Jij bent stom! Dit is jouw schuld!”
Zachte Beer ging rustig naast hem zitten. Ze wachtte tot de storm iets minder werd en fluisterde toen: “Ik hoor dat je boos bent. En misschien ook verdrietig. Wil je dat we even stil zijn samen?”
Langzaam kalmeerde Kleine Beer. Hij kroop dichterbij. “Het is verwarrend in mijn hoofd.”
“Dat geloof ik,” zei Zachte Beer. “Soms doen grote beren dingen die niet eerlijk voelen. Maar weet je? Jij hoeft het niet alleen te snappen. We zijn samen.”
Kleine Beer zuchtte diep. “Morgen speel ik met de blokken die jij voor me hebt gemaakt?”
Zachte Beer glimlachte. “Dat lijkt me heerlijk.”
Reflectievragen
- Hoe denk je dat Kleine Beer zich voelt als hij moet kiezen wie hij leuker vindt?
- Waarom zegt Harde Beer dat andere beren niet goed zijn voor Kleine Beer?
- Hoe helpt Zachte Beer om weer rust te vinden?
- Wat zou jij doen als iemand jou wil laten kiezen tussen mensen van wie je houdt?
