Geplaatst op Geef een reactie

Het verhaal van de laatste valentijn

Het verhaal van de laatste valentijn

Zachte Beer had haar best gedaan. De tafel was prachtig gedekt met een wit kleed, zachte kaarsjes flakkerden in het schemerlicht en de geur van versgebakken brood vulde de kamer. Ze had een heerlijke maaltijd gemaakt: warme groentesoep, versgebakken brood met honing en een stuk frambozentaart als toetje. Dit was een avond om iets bijzonders te vieren. Een avond om stil te staan bij elkaar.

Toen Harde Beer binnenkwam, keek hij vluchtig naar de tafel en plofte neer op zijn stoel. “Eindelijk eten,” mompelde hij terwijl hij zijn bord vol schepte, zonder echt rond te kijken.

Zachte Beer glimlachte naar hem, hoopvol. “Ik dacht dat het fijn zou zijn om een speciale avond samen te hebben,” zei ze zacht.

Harde Beer haalde zijn schouders op en pakte zijn lepel. “Al dat gedoe met Valentijn… onzin toch? Liefde laat je niet zien met een diner.” Hij nam een hap soep en pakte vervolgens zijn telefoon, scrollend door berichten.

Zachte Beer keek naar hem, haar glimlach vervaagde langzaam. “Het gaat niet alleen om het diner, Harde Beer. Het gaat om aandacht voor elkaar, even echt samen zijn.”

Harde Beer bromde iets onverstaanbaars en lachte om iets wat hij op zijn scherm zag. Hij reageerde op een bericht en schudde zijn hoofd. “Ja, ja, gezellig hoor,” mompelde hij, zonder op te kijken.

Zachte Beer nam een slok van haar thee en keek naar de flikkerende kaarsen. Ze had zich deze avond anders voorgesteld. Ze had gedacht dat ze samen zouden praten, herinneringen zouden ophalen, misschien zelfs een beetje lachen. Maar Harde Beer leek niet eens te merken hoe veel moeite ze had gedaan.

“Als je liefde niet laat zien, hoe weet iemand dan dat het er is?” vroeg ze zacht, haar stem warm maar doordringend.

Harde Beer keek even op en trok een wenkbrauw op. “Jij weet toch wel dat ik hier ben? Dat is toch genoeg?”

Zachte Beer glimlachte zwakjes. “Aanwezig zijn is niet hetzelfde als er écht zijn, Harde Beer.”

Harde Beer zuchtte, legde zijn telefoon weg en at verder zonder iets te zeggen.

De stilte vulde de ruimte. Zachte Beer at een paar happen, maar het smaakte haar minder dan ze had gehoopt. Dit had een avond moeten zijn waarop ze dichter bij elkaar kwamen, maar in plaats daarvan voelde de afstand tussen hen groter dan ooit.

Toen Harde Beer zijn laatste hap had genomen, schoof hij zijn bord van zich af en leunde achterover.

“Misschien kunnen we samen de afwas doen,” stelde Zachte Beer voorzichtig voor. “Dan kunnen we even bijpraten over onze dag.”

Harde Beer keek haar aan alsof ze iets vreemds had gezegd. “Serieus? Ik heb al een hele dag gewerkt, Zachte Beer. Daar heb ik echt geen zin in.”

 

Hij stond op, pakte zijn telefoon en liep zonder nog iets te zeggen de kamer uit.

Zachte Beer bleef achter. Ze keek naar de tafel, naar de lege borden en de uitgebrande kaarsen. Ze wist niet waarom ze had gehoopt dat het anders zou zijn.

Zonder een woord te zeggen, begon ze de borden op te stapelen en naar de keuken te dragen. Ze zette de kraan aan en liet het warme water over haar poten stromen.

Ze zette een rustig muziekje op, iets zachts, iets vertrouwds.

En terwijl de damp van het afwaswater opstoomde en het geluid van het stromende water de stilte vulde, voelde ze een enkele traan over haar kaak rollen.

Kleine Beer lag in zijn bed, maar hij kon niet slapen. Vanuit zijn kamertje in Huisje Hier had hij alles gehoord. De stem van Zachte Beer, hoopvol en vriendelijk. De stem van Harde Beer, kortaf en ongeïnteresseerd. En daarna… stilte.

Voorzichtig kroop hij uit bed en liep op zijn tenen naar de keuken. Hij keek om het hoekje en zag Zachte Beer bij de gootsteen staan. Ze deed de afwas, terwijl het warme licht van de kaarsjes om haar heen flakkerde. Kleine Beer zag de eenzame traan die langzaam over haar wang gleed.

Zijn hartje kneep samen. Hij had Zachte Beer nog nooit zo stil en verdrietig gezien.

Zachte Beer hoorde hem niet toen hij dichterbij kwam. Pas toen hij zachtjes aan haar poot trok, draaide ze zich verrast om.

“Kleine Beer, wat doe jij nog op?” vroeg ze met een zachte stem, terwijl ze haar tranen snel wegveegde.

“Ik hoorde alles,” fluisterde Kleine Beer. “Ik hoorde wat Harde Beer zei.”

Zachte Beer opende haar mond om iets te zeggen, maar sloot hem weer.

Kleine Beer pakte haar poot stevig vast. “Waarom doet Harde Beer zo?” vroeg hij. “Je had zo je best gedaan…”

Zachte Beer glimlachte zwakjes en streek met haar vrije poot over zijn kopje. “Soms, Kleine Beer, zien sommige beren niet hoeveel liefde er in kleine dingen zit. Ze denken dat aanwezig zijn genoeg is, zonder echt te kijken of te luisteren.”

“Dat is niet eerlijk.”

Zachte Beer haalde diep adem en knikte. “Nee, dat is het niet.”

Kleine Beer twijfelde even en vroeg toen: “Ben je boos op hem?”

Zachte Beer keek naar de kaarsjes en schudde haar hoofd. “Nee, ik ben niet boos. Ik ben gewoon… verdrietig.”

Kleine Beer kroop op een stoel en sloeg zijn kleine pootjes om haar heen. “Ik vind dat je het heel mooi had gemaakt, Zachte Beer. Ik vond het speciaal.”

Zachte Beer voelde hoe haar hart warm werd van de omhelzing. Ze sloot haar armen om Kleine Beer heen en drukte haar snuit tegen zijn zachte vacht.

“Dank je, Kleine Beer,” fluisterde ze.

Ze bleven zo even zitten, gewoon samen, zonder woorden.

Toen sprong Kleine Beer van de stoel en pakte een doekje. “Ik ga helpen met afdrogen,” zei hij vastberaden.

Zachte Beer lachte zacht en gaf hem een bord aan. “Dat lijkt me een prachtig idee.”

Samen maakten ze de keuken schoon, terwijl de kaarsjes langzaam verder brandden. De afwas was misschien niet bijzonder, maar het moment samen was dat wel.

Geplaatst op Geef een reactie

Het verhaal van de honingpot

Harde Beer wordt boos

De verdwenen honingpot

Harde Beer wordt boos

In Huisje Hier wonen Zachte Beer, Harde Beer en Kleine Beer samen. Het is een gewone ochtend en de zon schijnt door het raam terwijl Kleine Beer aan de tafel zit met een kommetje havermout.

“Waar is mijn honingpot?!” brult Harde Beer plotseling vanuit de keuken.

Kleine Beer schrikt en kijkt naar Zachte Beer, die rustig zijn thee inschenkt.

“Welke honingpot bedoel je, Harde Beer?” vraagt Zachte Beer kalm.

“De grote! De lekkerste! Ik had hem gisteren nog!” Harde Beer loopt stampvoetend de kamer in en kijkt beschuldigend rond. “Iemand heeft hem weggehaald!”

Kleine Beer schuift ongemakkelijk op zijn stoel. Hij vindt het niet fijn als Harde Beer zo boos is.

“Misschien hebben we hem al opgemaakt?” stelt Zachte Beer voor.

“Onzin!” snauwt Harde Beer. “Jij ruimt altijd alles op! Wedden dat jij hem ergens hebt verstopt?”

Kleine Beer kijkt gespannen naar Zachte Beer. Hij weet dat Zachte Beer nooit dingen zomaar verstopt.

“Ik verstop niets, Harde Beer,” zegt Zachte Beer geduldig. “Misschien kunnen we samen even kijken?”

“Ik weet al genoeg!” gromt Harde Beer. “Jij doet altijd zo verstandig, maar ondertussen haal je gewoon mijn spullen weg!”

Kleine Beer krimpt in elkaar en kijkt naar Zachte Beer, die even naar hem knipoogt.

“Kom, Kleine Beer,” zegt Zachte Beer zachtjes. “Wil je me helpen met de was opvouwen?”

Kleine Beer knikt opgelucht en volgt Zachte Beer naar een andere kamer, weg van het boze gestamp van Harde Beer. Terwijl ze samen de handdoeken vouwen, hoort Kleine Beer Harde Beer nog steeds mopperen.

“Waarom is Harde Beer zo boos?” fluistert Kleine Beer.

Zachte Beer zucht en strijkt een vouw glad. “Soms, Kleine Beer, worden beren boos om kleine dingen, vooral als ze denken dat ze de controle verliezen. Maar dat is niet jouw schuld.”

Kleine Beer knikt. Hij voelt zich veiliger bij Zachte Beer.

Even later klinkt een harde plof vanuit de keuken.

“Ah, hier is mijn honingpot!” bromt Harde Beer.

Zachte Beer en Kleine Beer kijken de keuken in en zien de honingpot achter een stapel borden staan.

Kleine Beer kijkt naar Zachte Beer, die niet boos of triomfantelijk kijkt, alleen maar zacht glimlacht.

Harde Beer schraapt zijn keel. “Nou, dan eet ik nu mijn honing.”

Kleine Beer kijkt naar Zachte Beer. “Hij zegt geen sorry,” fluistert hij.

Zachte Beer knikt. “Sommige beren zeggen niet snel sorry. Maar wij weten hoe het echt zat, toch?”

Kleine Beer glimlacht en vouwt de laatste handdoek op. Hij weet dat hij veilig is bij Zachte Beer, zelfs als Harde Beer moppert over honing.